Door Areaal Advies
  • Artikel

Werken aan de winkelstraat: lessen uit ‘Snacks and the City’

Een promotieplechtigheid vind ik altijd een mooi academisch ritueel. Wanneer het onderwerp van het proefschrift echter naadloos aansluit bij mijn eigen vakgebied en interesses, is het helemaal smullen. Toen ik op LinkedIn las dat Iris Hagemans aankondigde haar proefschrift Snacks and the City, A Microgeographic perspective on touristifaction of consumption spaces te gaan verdedigen op mijn eigen Alma Mater, wilde ik daar dan ook heel graag bij zijn.

De plechtigheid zelf, in de majestueuze Senaatszaal van het Academiegebouw, was interessant en onderhoudend. Iris Hagemans heeft een prachtig proefschrift geschreven, waarin ze laat zien hoe verschillende ondernemers verschillend reageren op de verandering van hun verdienmodel (de ‘incentivestructuur’) wanneer de toeristen komen: sommigen worden een publiekstrekker, anderen een nichespeler, en weer anderen gentrificeren. Deze verschillen zorgen er onder meer voor dat generiek gemeentelijk beleid, zoals de beroemde Amsterdamse ‘regels voor Nutellawinkels’ vaak niet effectief is en zelfs discriminatie in de hand kan werken.

Hier komen we op een interessant punt. Hagemans geeft allerlei voorbeelden van strategieën van zowel gemeenten als bijvoorbeeld woningcorporaties, die ertoe leiden dat etnische ondernemers vaak niet ‘aan de bak komen’ als het gaat om het huren van een pand, en hun manier van ondernemen bemoeilijken. Ze geeft aan dat er aan die strategieën vaak normatieve overwegingen ten grondslag liggen.

Hoewel toeristificatie in de meeste van onze projecten in winkel- en transformatiegebieden geen grote invloed heeft (en bijvoorbeeld het probleem van snel stijgende winkelhuren daar veel minder speelt), roepen de bevindingen uit Snacks and the City wel belangrijke vragen op over onze eigen rol in onze projecten. Hanteren we dezelfde strategieën die Hagemans beschrijft en die mogelijk discriminerend zijn ten opzichte van etnische ondernemers? Streven we naar een eenzijdig aanbod van trendy zaken, zoals hippe koffietentjes? Dat is zeker niet de bedoeling. Het is wel een feit dat in sommige van onze projecten etnische ondernemers zijn vertrokken en zijn opgevolgd door ‘hippere’, hoger opgeleide ondernemers. Echter, in veel gevallen waren de vertrekkende ondernemers, ongeacht hun achtergrond, simpelweg minder succesvol in het runnen van hun bedrijf. We moeten ook erkennen dat we regelmatig hoogopgeleide ondernemers met een Nederlandse achtergrond zien starten in de winkelstraat, die na een aantal jaar eveneens hun deuren moeten sluiten. Ondernemerschap is complex en succes is niet gegarandeerd, ongeacht iemands achtergrond.

Het gaat in mijn ervaring vaak om passie, vakkennis en inventiviteit van de individuele ondernemer. Van de Marokkaanse visboer Ali uit de Boekhorststraat in Den Haag tot de Turkse Adnan met z’n kebabwinkel op de Rielerweg in Deventer; ik sprak in de afgelopen twintig jaar tientallen gedreven en succesvolle etnische ondernemers. Natuurlijk zullen minder succesvolle, minder flexibele, minder creatieve ondernemers sneller tegen regels, grenzen of muren oplopen of zelfs moeten stoppen. En daar kunnen best bovengemiddeld veel ondernemers met een migratieachtergrond bij zitten.

Twee benaderingen

Emeritus-hoogleraar sociologie Jan Rath – lid van de beoordelingscommissie van het proefschrift van Hagemans – vat het wat mij betreft goed samen in zijn afscheidscollege uit 2023 over de Rotterdamse Boulevard-Zuid, de plek waar hij is opgegroeid. Er is daar de afgelopen jaren een enorme inzet gepleegd om de teloorgang die sinds de jaren zeventig aan de gang was, om te buigen. Als onderdeel van Pact op Zuid werd het aantal winkels teruggebracht van 220 naar 160, de branchering aangepast (waarin Areaal Advies nog een kleine rol heeft gespeeld), de iconische maar voor velen unheimische luifel verwijderd en ontmoeting, gezelligheid en aandacht gefaciliteerd. Volgens Rath vallen dit soort maatregelen onder één van de twee mogelijke benaderingen voor het verbeteren van het gebied: “het aantrekken en genereus faciliteren van de mooie en goedopgeleide mensen die de stad moeten, kunnen en zullen gaan dragen, en anderzijds om het aanpakken van alles wat deze beloftevolle renaissance in de weg staat.”

De Boulevard Zuid in 2021. Links nog een deel van de oude luifel. Rechts de opgeknapte gevels, met hippe ‘doosletters’; de boodschap is echter niet veranderd. Foto’s Areaal Advies.

Naast deze ‘technocratische’ benadering is echter nog een tweede, ‘meebewegende’ benadering, die volgens Rath vooral van de uitvoerders of de ‘street-level bureaucrats’ komt. Ze bewegen mee met de herontwikkeling, maar doen dat terughoudend. Ze hebben hart voor de buurt en de ondernemers en weten zo harde gentrificering, vervanging en uitsluiting te vermijden. Hierdoor is de Boulevard dus geen ‘bakfietsenstraat’ geworden. Dit sluit precies aan bij de conclusie van Iris Hagemans: een generieke aanpak past veel te vaak niet op een individueel geval, en daarom heb je op straatniveau mensen nodig die de (waarde van) de individuele ondernemer erkennen.

Ik denk dat wij in ons werk als straatmanager, vastgoedregisseur of transformatieaanjager begrijpen waar die eerste benadering vandaan komt, maar daarnaast in staat zijn om die te vertalen in die tweede benadering. Mijn credo is: als je een betere winkelstraat wilt hebben, moet je betere ondernemers hebben. Om dat te bereiken moet je soms zorgen dat minder goede ondernemers worden opgevolgd door betere ondernemers. Maar veel vaker kan het door de bestaande ondernemers beter te maken. Daarvoor moeten we ze goed leren kennen zodat we ze kunnen helpen bij wat ze nodig hebben: kennis aanvullen, ze de weg wijzen in het woud van regels. Een belangrijke rol is daarnaast weggelegd voor het vastgoed: minder goed onderhouden panden trekken vaak minder goede ondernemers, of in elk geval ondernemers die niet voldoende budget hebben om te investeren in het pand dat ze huren. Ook de vastgoedeigenaar heeft daarin een belangrijke verantwoordelijkheid.

Al met al biedt het zeer leesbare – en prachtig vormgegeven – proefschrift van Iris Hagemans ons een aantal belangrijke inzichten:

  • De kennis en de ervaring van lokale ondernemers is cruciaal om ervoor te zorgen dat noodzakelijke veranderingen in het gebied ook aansluit bij de behoeften van de bewoners en bezoekers;
  • De samenwerking tussen overheid, ondernemers en vastgoedeigenaren  is, zo blijkt ook weer uit dit proefschrift, onmisbaar (maar, zo stelt Jan Rath: de overheid is geen monolitisch blok en kan uiteenlopende machtsposities innemen, die ook nog eens kunnen veranderen, bijvoorbeeld als gevolg van veranderde politieke omstandigheden, dus daar moeten we in onze projecten rekening mee houden);
  • Het is belangrijk om bij het werk aan het verbeteren van winkelgebieden bewust te zijn van de impact van dergelijke projecten op kwetsbare groepen en te streven naar een eerlijke en evenwichtige aanpak;
  • Om echt duurzaam succesvol te zijn is het essentieel om generiek overheidsbeleid te combineren met lokale, op maat gedragen oplossingen.

Kortom: dankzij deze inzichten komen we samen weer een stapje verder bij levendige, inclusieve en onderscheidende winkelgebieden!

Wil je eens doorpraten over de aanpak van Areaal Advies voor plekken waar het winkelgebied compacter moet worden, beter moet gaan functioneren of (deels) moet worden getransformeerd naar andere functies? Neem dan eens vrijblijvend contact op met Joost Nicasie.